De kruistocht tegen de rokers

Dit opiniestuk werd geschreven door Gilbert M. Nijs voor publicatie in een gala uitgave van LVSV Brussel en is tevens beschikbaar als PDF

Het thema rookverbod is weer brandend actueel. De Europese Commissie werkt momenteel aan een voorstel om het roken in alle openbare plaatsen te verbieden, en uiteraard bij wijze van Europese eenheid, zal dit verbod in alle EU-landen zonder pardon en uitzonderingen gelden. België, een land dat er zelf een gigantisch overheidsapparaat op na houdt en zich maar al te graag weerspiegelt in de regelneverij van de Europese Unie (of staat het complexe België nu net model voor de EU?), probeert alvast als overijverige lidstaat te anticiperen op de nieuwe regeling die nog niet van kracht is. Hier ten lande wil men het rookverbod alvast uitbreiden naar alle horeca-etablissementen, ook vanwege het gelijkheidsprincipe. Ja inderdaad, ook die kleine, gezellige cafeetjes om de hoek, daar waar het volk nog bij elkaar komt en boer, mijn excuses, agrariër Frans zijn pijp, kassierster Anita uit de buurtsupermarkt haar sigaretje en de lokale dorpstycoon Jean-Luc zijn sigaar rookt, blijven niet meer gespaard. Echter niet getreurd, de overheid meent het toch enkel goed met ons! Of toch de zoveelste vorm van onnodig overheidspaternalisme? Laten we in deze kwestie even enkele aspecten op een rij zetten.

De Belgische overheid wil via haar nieuwe wet betreffende het rookverbod niet enkel de gezondheid van de horeca-bezoeker, maar ook die van het personeel dat er werkt beschermen. Persoonlijk ben ik echter van mening, dat beide groepen zelf perfect in staat zijn om voor zichzelf te zorgen.
Laten we beginnen met de horeca-klanten. Als elk horeca-etablissement duidelijk te kennen geeft aan haar potentiële klanten dat er al dan niet gerookt wordt in het lokaal, bijvoorbeeld door middel van een soort label, dan is de klant op de hoogte van de situatie en kan op dat ogenblik beslissen om wel of niet in te keren in deze zaak. Bestaat de kans dat personen omwille van groepsdruk een etablissement zullen bezoeken dat zij normaal niet zouden bezoeken? Ja, vanzelfsprekend. Wil dit echter zeggen dat de overheid dan ook alcohol moet weren uit de hele horecasector? Er zou immers iemand in een -idealiter- rookvrij lokaal een ongezonde hoeveelheid alcohol kunnen consumeren wegens peer pressure. Laten we er niet aan denken om deze denkpiste door te trekken naar domeinen zoals bv. verkeersveiligheid. Bijgevolg kan de conclusie getrokken worden dat de overheid, zo graag deze het ook zou willen, onmogelijk haar onderdanen in alle mogelijke materies kan, en trouwens moet, verpamperen. Een appel aan het gezond verstand van de burgers kan soms reeds wonderen doen. Nadelen zegt u? Ja, inderdaad, bij nader inzien zullen zulke appels doorwegen op de begroting, immers vloeit er minder geld in de vorm van boetes naar vader staat.
Nu is er uiteraard nog het werkvolk in de horecasector. Ook aan deze groep zou duidelijk gemaakt moeten worden of roken geduld wordt in het pand waar deze tewerkgesteld zullen worden. Op basis hiervan kunnen zij bepalen of zij een specifieke job wensen aan te nemen. Bijgevolg wordt niemand verplicht, ook niet de klanten, om sigarettenrook te moeten inhaleren in de horeca, dit echter in tegenstelling tot openbare plaatsen zoals treinstations, gemeentehuizen en dergelijke, waar een rookverbod mijn inziens wel verantwoord is. Bestaat echter niet de kans dat mensen omwille van geldnood toch een job in een rokerszaak aannemen, alhoewel dat zij hiervoor anders niet te vinden zouden zijn? Deze kans bestaat, maar deze situatie kan ook in andere sectoren worden terug gevonden, denken we bij wijze van voorbeeld aan de gevaarlijke en ongezonde jobs in de industriële omgeving. Uiteindelijk is het ook aan de vrije markt om hierop te anticiperen.

Momenteel bestaat er ook enkel de discussie in België of kleine cafés vrij mogen kiezen om roken toe te laten of niet. Ik stel mij echter de vraag waarom enkel deze kleine cafés die beslissing zouden mogen maken en bevoorrecht zouden worden ten opzichte van bijvoorbeeld restaurantuitbaters. Waar is dan hier het gelijkheidsbeginsel terug te vinden? Eigen baas in eigen huis! Laat de eigenaars vrij kiezen, of zij nu etenswaren serveren die voorverpakt en minstens drie maanden houdbaar zijn of niet. Tenslotte, wie is de overheid om een eigenaar het rustig genot van zijn eigendommen te verbieden, indien dit geen negatieve gevolgen heeft op de omgeving of maatschappij? De reactie hierop dat rokers de ziekenkassen een pak geld kosten en bijgevolg indirect wel schade berokken aan de gemeenschap, behoort volgens mij tot een heel andere discussie, namelijk of de overheid zo consequent zou moeten zijn om tabaksproducten helemaal te verbieden. Bovendien, als de rokers hun nood aan nicotine niet in het etablissement zelf kunnen verhelpen, doen zij dit voor de deur van het lokaal of thuis.

Verder trachten bepaalde politieke partijen op basis van schijnargumenten de uitbaters van kleine cafés te winnen voor hun rookverbod. Zo wordt er gesteld dat de caféeigenaars, wanneer er niet meer gerookt mag worden in hun zaak, uit twee vijvers van klanten kunnen vissen, namelijk die van de rokers en van de niet-rokers. Het potentiele aantal klanten neemt met een veelvoud toe, immers is slechts een minderheid van de horeca-klanten van de mening overtuigd hun lichaam op regelmatige tijdstippen van een dosis nicotine te moeten voorzien. Ten eerste is het in deze kwestie, zoals reeds verduidelijkt, helemaal niet nodig dat een meerderheid een minderheid moet regeren. De staat moet geen caféeigenaars voor hun rookverbod winnen, daar er helemaal geen nood voor deze uitgebreide wet is. Ten tweede zijn mij genoeg bedrijven bekend die fantastische resultaten neerleggen door zich toe te spitsen op bepaalde nichemarkten. Trouwens, momenteel zijn er naar mijn mening nog voldoende rokers onder ons en kan er in dit geval nog niet echt gesproken worden van een nichemarkt. Bijgevolg is er geen enkele reden om een horeca-uitbater tot zijn, volgens sommige politici, “geluk” te moeten verplichten.
Bovendien halen bepaalde volksvertegenwoordigers maar al te graag het argument aan dat cafés door het uitgebreide rookverbod ook eten mogen serveren en via deze weg extra inkomsten kunnen vergaren. Laten we echter niet vergeten dat men om eten te kunnen bereiden een zekere ruimte voor de voorziening van een keuken nodig heeft en net daar knelt het schoentje opnieuw. De meeste cafés hebben al geen plaats om rooktenten of rookluifels te plaatsen of de middelen om deze überhaupt te kunnen bekostigen, maar een professionele keuken van ettelijke duizenden Euro’s en een illegale uitbouw naar achteren om de keuken te kunnen plaatsen zou er wel in moeten zitten.

De hele kwestie rond het rookverbod in openbare plaatsen heeft gelukkig ook nog een ludieke kant. Op verschillende plaatsen bevecht men absurditeit met, inderdaad, absurditeit. In het bondsland Bayern bijvoorbeeld heeft een kroegeigenaar korte metten gemaakt met de nieuwe wet die er van kracht werd. Zijn kroeg is nu geen “Kneipe” (taverne) meer, maar een succesvol theater. Dat blijkt ten minste uit de duur van het toneelstuk “Das Leben vor dem Rauchverbot” (het leven voor het rookverbod) dat nu al ruim tweeëneenhalf jaar elke dag opnieuw wordt opgevoerd. Heel avant-gardistisch, want het publiek, vanaf het moment dat het de deur van de kroeg, erratum theater, passeert, speelt mee in elke opvoering. De uitbater is erin geslaagd om de wet te omzeilen door zich te beroepen op de vrijheid van expressie voor kunstenaars. Persoonlijk kan ik deze vindingrijkheid enkel toejuichen. Echter dient wel de vraag gesteld te worden of een kunstenaar meer vrijheden mag genieten dan de gewone burger.

Ondertussen vernemen we dat zowel Nederland als Duitsland het rookverbod terug gaan versoepelen. Beide landen hebben gefundeerde argumenten om deze stap te zetten, maar België schijnt het wiel liever een tweede maal te willen uitvinden, bij wijze van onafhankelijkheid en eigen identiteit. Inderdaad, die Europese eenheid laten we nu eens even links liggen, dan kan er later nog wat belastinggeld aan onnodige studies uitgegeven worden à la “De negatieve gevolgen voor de Belgische cafésector door het rookverbod”.

Misschien bestaat er echter nog hoop voor onze geliefkoosde cafeetjes en kan een golf van faillissementen afgewend worden. Een eerste mogelijkheid bestaat erin dat de UNESCO de Belgische kroegen en cafés uitroept tot werelderfgoed. Ten tweede zou de overheid een massacampagne kunnen lanceren om rokers over te halen toch eindelijk hun verstand te willen gebruiken en op snuiftabak te willen overstappen, zodoende kan het uitgebreide rookverbod zonder verliezen aan cafés doorgevoerd worden. Een laatste oplossing, en waarschijnlijk de meest voor de hand liggende, is dat alle cafés, kroegen en soortgelijke zich omvormen tot sigaren- of sigarettenbars. Ik kan mij immers niet voorstellen dat de politiek erin slaagt om dit soort etablissementen via een wet te kunnen verbieden zonder te raken aan de Grondwet.

Voor mij mag de overheid haar kruistocht tegen de rokers hebben, maar dan wel in analogie met de kruistocht van Koning Friedrich II., die zonder oorlog erin slaagde dat zowel de Christenen als Moslims voor enige tijd vreedzaam in het Heilige Land naast elkaar leefden. Trouwens, Friedrich II. voerde de kruistocht wegens een belofte aan de Paus in Rome die hij diende na te komen. Merk de parallellen op in dit verhaal met de verhouding tussen België en Europa, en rokers en niet-rokers. Ook ons land belet niets om de gezondheid van de niet rokenden te beschermen zoals het “Heilige Europa” dit wil, echter staat het België vrij om met dezelfde wapens als Friedrich II. te vechten, de diplomatie.

Laten we eindigen met een quote van Mark Twain, in de hoop dat de politiek zich zal blijven focussen op de aardse materies: “If smoking is not allowed in heaven, I shall not go.”

Comments are closed.