Treinen staken? Gratis rijden!

Dit opiniestuk werd geschreven door Roel Van Eetvelt en is tevens beschikbaar als PDF

Amper iemand kijkt er nog van op. Stakingen lijken bijna inherent aan de sociale bedrijfscultuur van de NMBS. De reizigers blijven in de kou staan en moeten op zoek naar een ander middel om op hun bestemming te raken. Maar, kan het niet anders? Is er geen andere manier voor de werknemers van de NMBS om hun eisen kracht bij te zetten?

Dat het stakingsrecht een cruciaal onderdeel is inzake de beleving van en het streven naar socio-economisch welzijn kan niet ter discussie staan in een democratische rechtstaat zoals de onze. Vooral met betrekking tot de arbeidsomstandigheden heeft dit recht in het verleden herhaaldelijk zijn nut bewezen. Ook nu nog, in een tijd van sociaal overleg en CAO’s, zijn er buitensporigheden in de behandeling van de werknemers die gecorrigeerd dienen te worden, met een staking als geldig (laatste) actiemiddel.

Problematisch echter zijn die (vooral publieke) sectoren waar de markt beheerst wordt door een monopolie, zoals in het geval van dit artikel bij het personenvervoer per spoor. Aangezien in ons land mensen die de trein willen nemen geen alternatief hebben dan van de diensten van de NMBS gebruik te maken, komen ze in problemen wanneer de werknemers van NMBS hun stakingsrecht praktiseren. De gevolgen zijn maar al te vaak disproportioneel. Mensen raken niet op hun werk of school, het wegverkeer ligt lam en ondertussen loopt de schade voor de economie op tot in de miljoenen.

Het stakingsrecht voor deze sector afnemen is natuurlijk een brug te ver. Echter, er zijn wel waardevolle alternatieve invullingen voor dit recht dan de gebruikelijke interpretatie (‘Het werk neerleggen’). Een eerste voorbeeld is dat van de ‘minimum dienstverlening’, zoals dat in enkele van onze buurlanden (Duitsland en Frankrijk) wettelijk verankerd is. Hierbij wordt er nog beperkt vervoer aangeboden tijdens de piekuren. Dit principe brengt wel een aantal moeilijkheden met zich mee, onder andere op het vlak van veiligheid en feitelijke haalbaarheid.

Een tweede alternatieve interpretatie is het ‘gratis rijden’, waarbij het staken zich toespitst op het nalaten vervoersbewijzen te controleren. Hierbij lijkt voldaan aan het wezenlijke doel van het stakingsrecht. De spoordirectie wordt namelijk onder druk gezet door de enorme verliezen die de organisatie leidt, aangezien de oplopende kosten niet gecompenseerd worden door de inkomsten uit de verkoop van treinkaarten. Het grote voordeel ligt natuurlijk in de negatieve externe gevolgen die nagenoeg miniem zullen zijn. Iedereen geraakt op het werk of op school en ook de wegen worden niet extra belast. Zo wordt er een compromis bewerkstelligd tussen het stakingsrecht en de rechten van de treinreiziger.

Ook bij het ‘gratis rijden’ dient men zich vanzelfsprekend niet lichtzinnig te beroepen op het stakingsrecht. Een staking dient een allerlaatste middel te zijn en is slechts dan te rechtvaardigen wanneer het overleg geen kans meer heeft door de aanhoudende onwil van een der partijen.

Roel Van Eetvelt
Politiek Secretaris
LVSV Hasselt

Anti-discriminatie is anti-moreel

Dit opiniestuk werd geschreven door Roel Van Eetvelt en is tevens beschikbaar als PDF.

Sinds een aantal jaren kent het Belgisch recht een wet ter bestrijding van discriminatie. Onder discriminatie verstaat de wetgever een verschil in behandeling dat niet objectief en redelijkerwijze gerechtvaardigd wordt. Deze wet geldt in verticale verhoudingen, zijnde tussen de overheid en haar burgers, wat een absolute noodzakelijkheid betreft in een democratische rechtsstaat. Bijzonder aan deze wet is dat ze ook geldingskracht vindt in horizontale verhoudingen, zijnde tussen de burgers onderling.

De wet kent dan ook een immense reikwijdte. Zodra men de strikte privékring uitgaat, is de omgang tussen de burgers onderworpen aan de juridische inperkingen. Dit impliceert dat de overheid van de burger kan verlangen ieder woord dat in de openbaarheid wordt uitgesproken te rechtvaardigen. Het betreft dan ook een flagrante inperking van de fundamentele vrijheden en de vrijheid van meningsuiting in het bijzonder, en gaat voorbij aan de specifieke onderscheidende kenmerken van de private, openbare en publieke sfeer. Een wet die een verplichting oplegt aan de burger zijn handelingsvrijheid te verantwoorden is de wereld op zijn kop. Het zou net de overheid moeten zijn die elke inperking van de fundamentele vrijheden van de burgers moet verantwoorden.

Problematisch is ook de discretionaire beoordelingsbevoegdheid die wordt gelaten aan de rechter. Ideologische of filosofische willekeur ligt voor de hand. Die subjectiviteit beperkt meningen tot die uitingen die op dat moment aanvaardbaar zijn in de samenleving terwijl de grenzen aan het vrije handelen van de burger moeten gebaseerd zijn op objectieve rechtsnormen. Anders staat niets totalitaire redeneringen in de weg.

Deze wet maakt onze samenleving tot een gemeenschap van verklikkers in de greep van een gedachtenpolitie, geïnstitutionaliseerd in het ‘Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding’. Men creëert een proceduresamenleving geënt op juridisering van de maatschappelijke verhoudingen, die daarmee in het teken staan van schadevergoedingen voor geleden nadelen als gevolg van een autonoom handelen van een individu binnen de grenzen van zijn fundamentele vrijheden.

Anti-discriminatiewetten maken een tolerante, solidaire en open samenleving onmogelijk en schieten dus hun doel voorbij. Zulk een samenleving veronderstelt immers vrijheid. Het is deze vrijheid die mensen toelaat uit het private leven in het openbare te treden om uiting te geven aan gedachten met betrekking tot moraliteit. Wat onfatsoenlijk geacht wordt, moet bestreden worden in de openbare sfeer van de leefgemeenschap, die bijvoorbeeld kan inzetten op overleg of boycot. Idealen als gemeenschapszin, verantwoordelijkheid en solidariteit behoeven een vrijheid tot vorming door maatschappelijk debat. Een begrenzing van dat debat is bijgevolg een beknotting van een maatschappelijk gedragen bepaling van moraliteit en fatsoen. Een gedwongen moraliteit leidt slechts tot extremisme.

Daarom zijn er in eerste instantie maatregelen nodig die inzetten op:

  • Het drastisch inperken van de reikwijdte van anti-discriminatiewetten, om de burgers de fundamentele vrijheid te laten zelf in een gemeenschap moreel handelen te bepalen en na te streven.
  • Het terugschroeven van de onderzoeksbevoegdheden van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding.

De anti-discriminatie-wet is nobel in haar doel maar fundamenteel fout in haar methode en opzet. Vrijheid is een noodzakelijke voorwaarde tot moreel handelen, wat dient beoordeeld te worden door de participanten van de openbare maatschappij. De staat dient zich in deze te onthouden.

Vettaks of geen vettaks?

Dit opiniestuk werd geschreven door Niels Appermont, oud politiek secretaris van LVSV Hasselt en huidig bestuurslid bij LVSV Leuven. Het is tevens beschikbaar in PDF

Kort geleden raakt het nieuws bekend dat de Deense overheid als eerste in West-Europa een zgn. vettaks zou invoeren. Concreet betreft het een belasting op allerlei voedingswaren die (veel) verzadigde vetten bevatten, en dus worden beschouwd als ongezond. Door de nieuwe taks zou de Deen circa 2.16 EUR meer moeten betalen per kilo verzadigd vet in levensmiddelen. De staatskas zou hier op termijn ongeveer 200 miljoen euro rijker van worden.

De invoering van zo’n taks deed een (vaak kort) debat opwaaien in andere Europese landen. Ook in België bleef de taks niet onbesproken. SP.A. senator en gynaecologe Marleen Temmerman sprak zich al uit voor zo’n taks, maar werd teruggefloten door kersvers SP.A. voorzitter Bruno Tobback, die stelde dat “preventie via een taks geen efficiënte maatregel is.” [1] Ook andere partijen, zoals de NV-A spraken zich uit tegen zo’n taks.

Maar zoals iedereen weet is de publieke opinie, en dus ook de politieke opinie, nogal onderhevig aan verandering. Het is dus niet omdat men vandaag niet veel heil ziet in zo’n taks dat er enige garantie bestaat dat deze houding ook zal aanblijven.
Niet in het minst omdat vandaag de dag een relatief hoog percentage van de bevolking kampt met overgewicht. Enkel de toekomst kan uitwijzen wat hiervan de gevolgen zullen zijn.

Het voornaamste argument van zij die pleiten voor zo’n belasting komt in feite neer op de bewering dat vandaag de dag te veel mensen kampen met overgewicht en dat dit ook druk zet op de sociale voorzieningen. Overgewicht en de ziektes die ermee gepaard gaan kunnen de maatschappij nogal wat kosten. Bovendien vormen hart- en vaatziektes nu al één van de grootste, zoniet de grootste doodsoorza(a)k(en) in West-Europa. De consumptie van vet voedsel terugdringen zou dus wel zeker positieve effecten kunnen en moeten hebben, aldus de voorstanders.

Echter, hun argument is problematisch om een aantal verschillende redenen, zoals we hier zullen bespreken.

Eerst en vooral lijkt hun argument gestoeld op een stroming die, in politiek-filosofische kringen, door het leven gaat onder de naam “utilitarisme”. In feite streeft het utilitarisme naar the greatest happiness for the greatest number of people, het streven naar het maximaal haalbare geluk voor zo veel mogelijk mensen.[2] Voor de economisch geschoolden onder ons doet dit denken aan een soort pareto-efficiëntie, de toestand waarbij alle individuen zo goed mogelijk af zijn, en waar geen verbetering kan worden in aangebracht voor de éne, zonder dat anderen daarbij verliezen.

De vergelijking met de economie is in deze niet eens zo vergezocht, aangezien de politiek-filosofische stroming van het utilitarisme de (quasi-)wiskundige methodologie van de economie heeft overgenomen (die op haar beurt schatplichtig is aan de exacte wetenschappen).
Concreet haalt men in dit soort discussies, zoals o.a. ook in de discussie rond het rookverbod, aan dat de maatregel ertoe zal leiden dat het aantal hart- en vaatziektes zal verminderen en dat meer mensen naar een gezondere levensstijl zullen moeten overstappen. Men voert de discussie met andere woorden in (quasi-)wiskundig-statistische gegevens. De denkoefening die men maakt is eigenlijk rechtstreeks gekopieerd uit de economische (of eerder econometrische?) wetenschap: men maakt een sociale kosten-batenanalyse op basis van die cijfers die men mee in rekening neemt, ook al stelt men dit niet altijd even expliciet, aangezien men de methode vaak invoert door de omweg van de kosten die men zou besparen in de sociale zekerheid.
Want natuurlijk is het zo dat, om de kosten van de sociale zekerheid te drukken er eerst minder mensen last mogen krijgen van ziektes.
Deze vermindering wilt men dan in concreto bewerkstelligen door het invoeren van een vettaks.

Het probleem met deze “sociale kosten-batenanalyse” wordt pas duidelijk als men beseft dat het gebruik van economische methoden ook de gelding van economische wetmatigheden met zich mee kan brengen.

Reeds in de 19e eeuw stelde de Franse econoom en filosoof Fréderic Basiat in zijn werk ce qu’on voit et ce qu’on ne voit pas dat elke beslissing verborgen kosten met zich meebrengt. Bastiat beweerde terecht dat men vaak enkel oog heeft voor de directe, zichtabare gevolgen van economische beslissingen en gebeurtenissen, terwijl men andere onzichtbare gevolgen buiten beschouwing laat. [3]

Welnu, één van de onzichtbare(?) gevolgen is mijns inziens een verlies aan menselijke vrijheid en het creëren van een bepaalde instelling onder de mensen die aan het vrijheidsverlies ten grondslag ligt: het willen in bedwang houden van de medemens en de bereidheid om diens persoonlijke vrijheid daartoe te ontnemen, teneinde een bepaald doel te bereiken dat men persoonlijk wenselijk vindt (zoals het streven naar een gezondere maatschappij).

Zo zal men in Denemarken meer moeten betalen dan men had moeten doen in andere omstandigheden voor een kilo gehakt. Hoewel men dus nog keuzevrijheid overhoudt is dit nu (nog meer als het al was) een gemodificeerde keuzevrijheid geworden: de overheid legt een extra gewicht in de schaal die de teller naar de juiste richting moet doen doorslaan.

Het problematische is nu dat deze subjectieve belevingen (vrijheid en de genoemde opstelling ten opzichte van de medemens) op geen enkele wijze in de utilitaristische kosten-batenanalyse kunnen worden verdisconteerd. Men neemt ze gewoon niet mee in rekening, want dit kan ook niet. Het vrijheidsverlies kan onmogelijk in utilitaristische termen worden berekend en er wordt aldus gewoon aan voorbij gegaan in deze denkwijze.

Het individu en diens vrijheden worden aldus gewoon gereduceerd tot een wiskundige eenheid die mee in de grote statistieken en berekeningen van de utilitaristische blender wordt genomen, zonder dat men nog enige rekenschap dient te geven aan de zaken die men hiermee gewoon voorbijgaat, hetgeen mijns inziens getuigt van weinig respect voor (de rechten van) de medemens.

De vraagt stelt zich dus of deze “sociale kosten-batenanalyse” wel een waarheidsgetrouw beeld geeft, of zelfs maar kan geven, van de reële situatie.

Naast deze, eerder filosofische, kwestie is er nog een tweede probleem met het genoemde argument, dat de kosten voor de sociale zekerheid, en dus de belastingbetaler hoog oplopen indien men de algemene eetgewoonten niet wijzigt.

Mijns inziens is dit een “achterwaartse” redenering: men vertrekt vanuit de idee dat de belastingsbetaler moet opdraaien voor deze ziektes en dat het daarom dan maar aan de overheid is om dit gedrag in de kiem te smoren, want het zou toch eigenlijk niet mogen dat de belastingsbetaler opdraait voor de stommiteiten van iemand die zijn gedrag perfect had kunnen wijzigen?
Maar eigenlijk is het in de eerste plaats de overheid zelf die de plicht oplegt waardoor dit bepaald gedrag ten laste komt van de belastingbetaler…
Als men er dan toch van overtuigd is dat de belastingbetaler niet zou moeten tussenkomen voor zulke vermijdbare ziektes moet hij dat ook gewoon niet doen. Dat elimineert direct ook de basis waarop de bijkomende regelgeving gestoeld is.

Het probleem is alleen dat de belastingbetaler geen zeggenschap heeft over waarvoor zijn gelden zullen toe worden aangewend. Meer nog: juridisch is dit één van de kenmerken die “algemene” belastingen onderscheiden van andere fiscale instrumenten als geoormerkte belastingen of retributies.

Eigenlijk stelt men dus voor om de belastingbetaler een extra taks te doen betalen, omdat de belastingbetaler al belastingen betaalt voor de gezondheidszorg !

Het staat dus als een paal boven water dat in de eerste plaats de staatskas baat heeft bij zo’n taks en niet direct de belastingbetaler, die eigenlijk dubbel mag opdraaien (want het valt nog maar te bezien of de sociale bijdragen hierdoor effectief zullen dalen).

Al bij al kunnen we dus concluderen dat de zogeheten vettaks niets meer is dan een lapmiddel voor iets wat beschouwd wordt als een falen in het van overheidswege opgezette systeem van gezondheidszorg, en dat bovendien gestoeld is op erg dubieuze gronden.

Indien men het dan toch onrechtvaardig vindt dat de ziekteverzekering de kosten dekt van de gevolgen van een bepaalde eetcultuur, zijn er een aantal minder vrijheidsbeperkende oplossingen van het extra belasten van het zogenoemde probleem, waarbij de vrijheid, en dus de verantwoordelijkheid bij de consument zelf ligt. Want men moet altijd in het achterhoofd houden dat die wie pleit voor vrijheid, ook pleit voor verantwoordelijkheid.

Men kan toch moeilijk spreken van het responsabiliseren van mensen teneinde hun eetgewoontes te verbeteren, als men de gevolgen van die gewoontes collectiviseert over iedereen die eens een hamburger wilt eten?

Gelukkig zijn de meeste mensen anno 2011 genoeg geïnformeerd om te beseffen dat een bourgondische eetcultuur zekere gevolgen met zich kan meebrengen. En als iemand beslist om er zo’n gewoonten op na te houden, wie zijn wij dan om in zijn of haar vrijheid te beperken?


[1] Zie: http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF20111003_014
[2] Hoe men dat geluk dan moet meten, als zoiets al mogelijk is, is vanzelfsprekend een interessant topic, waar in deze tekst niet verder zal worden ingegaan.
[3] Zo gaf Bastiat als voorbeeld dat, wanneer een kwajongen de ruit van een bakker stuk gooit, dit op het eerste zicht economische welvaart zou creëren. De glasmaker kon nu een nieuwe ruit maken, en de economie bleef aan de gang. Men verliest volgens Bastiat uit het oog dat dat de bakker dit geld misschien had kunnen aanwenden om een nieuw pak te kopen. De maatschappij was nu armer af dan ze had kunnen zijn: in plaats van een ruit EN een pak had de bakker nu enkel een ruit. Maar dit verlies is niet zichtbaar, noch tastbaar, omdat het pak nooit gemaakt zal worden, en wordt daarom over het hoofd gezien.
[4] Hier wordt geen conceptueel of juridisch onderscheid gemaakt tussen belastingen en sociale bijdragen, aangezien ze voor de afdrager op hetzelfde neerkomen, voor wat dit opiniestuk betreft.

Open brief aan de G1000 burgertop

Naar aanleiding van de publicatie van het manifest betreffende de G1000 burgertop stelde LVSV Hasselt een brief op gericht aan David Van Reybroeck en de VZW Burgertop. Deze brief werd verzonden op 29 augustus 2011 en is tevens in PDF beschikbaar.

Kritische blik op de G1000

Geachte heer Van Reybroeck,
Geachte dames en heren van de VZW Burgertop,

Met belangstelling hebben ondergetekenden, de studenten van het Liberaal Vlaams Studentenverbond Hasselt, de berichtgeving in de media met betrekking tot het door u gelanceerde project ‘G1000’ gevolgd en het door u opgestelde manifest doorgenomen. Wij delen de gemaakte analyse van een crisis die breder is dan het Belgische, met name een crisis van de democratie. Ook wij zijn van mening dat het huidige model op een aantal grenzen stoot. De veelheid aan verkiezingen, de particratie, de mediatisering en de volatiliteit van de kiezer zijn maar enkele van die grenzen.

Echter, de door u voorgestelde oplossing van een deliberatieve democratie waarvoor 1000 burgers zonder politieke banden geselecteerd worden om het land te representeren en standpunten over allerhande thema’s in te nemen, stuit ons inziens op een aantal fundamentele bezwaren. Vooreerst is er de vooronderstelling van de ongebondenheid van de uitverkoren burgers. Aangezien ze worden geselecteerd vanuit de ondertekenaars van het manifest staat een politieke interesse -hoe gering ook- vast, en daarmee ook een verhoogde kans op een partijvoorkeur. Niets sluit bovendien uit dat de uitverkoren burgers deel uitmaken van een partij of zelfs mandataris zijn. Kortom, de politieke neutraliteit noodzakelijk voor ongebondenheid, kan onmogelijk bij alle 1000 deelnemers verondersteld worden.

Een tweede punt van kritiek is de selectieprocedure van de 1000 gelukkigen. Ofwel is democratie direct en heeft elke burger een gelijke stem in elke beslissing. Ofwel is democratie indirect en heeft elke burger een gelijke stem om de vertegenwoordigers te verkiezen. Een trekking per lot of een selectie door een bureau valt onder geen van de voornoemde limitatieve democratische vormen en sluit de overgrote meerderheid van de mensen uit van debat, waardoor het hart van de democratie niet meer kan kloppen. Uw project gaat op deze manier dan ook lijnrecht in tegen het door u vooropgestelde doel van het verbreden van het democratisch proces.

Een laatste kritiek betreft de feitelijke onhaalbaarheid van het project: het kan geen concrete en onderbouwde antwoorden bieden op de uitdagingen waar ons land voor staat. Naast het beperkte tijdskader – zelfs met inbegrip van een derde fase – is er een kennisachterstand van de deelnemers die onmogelijk op zulke korte termijn bij te schaven valt. Zelfs mensen die al jaren in het vak zitten (als men daarover kan spreken als men het over politiek heeft) worden omringd door verschillende personen met een specifieke kennis. Ook de partijen en parlementen hebben vaak een eigen studiedienst waarvan de 1000 uitverkorenen geen gebruik kunnen maken. De gevolgen laten zich al raden: antwoorden die verzanden in abstracties, evidenties en een gebrek aan inhoud, coherente visie en diepgang.

Wij, liberale studenten in Hasselt en Diepenbeek, zien dan ook meer heil in een herstel (of introductie) van de indirecte parlementaire democratie. Concrete maatregelen hiertoe kunnen liggen in:

  • het laten samenvallen van de federale en deelstatelijke verkiezingen;
  • het invoeren van een federale kieskring;
  • het aanmoedigen van nationale partijvorming en interdeelstatelijke allianties of kartels;
  • het afschaffen van de lijststem;
  • het afschaffen van de opvolgers;
  • het beperken van de wetgevende functie van de uitvoerende macht;
  • het instellen van een plicht voor verkozenen hun volledig mandaat uit te zitten;
  • het aanmoedigen van meer informatieve media in zowel kwaliteit als kwantiteit;
  • het voorzien in volledige transparantie betreffende het beleid, op toegankelijke manier voor de burger;
  • het afschaffen van de stemplicht.

Bovendien is de situatie waarin de Belgische politiek zich momenteel bevindt vooral een situatie die ze aan zichzelf , haar omvang en haar eigen machteloosheid te danken heeft. De problemen zijn van eigen makelij en tonen vooral aan dat er geen nood is aan meer politisering zoals het initiatief dat u naar voor brengt, maar net minder. We hebben nood aan een kleinere werkbare staat waarbij een efficiënte en doelgerichte politiek gevoerd kan worden in dienst van de burgers.

Als het doel een meer democratische besluitvorming is, zijn de voorgaande suggesties de te verdedigen oplossingen die ons aller inspanningen verdienen. Wij hopen dan ook dat u onze bezorgdheid voldoende ter harte neemt en onze voorstellen in overweging houdt.

Met liberale groeten,
In naam van het bestuur van het Liberaal Vlaams StudentenVerbond Hasselt,

Gilbert M. Nijs – Voorzitter
Bob van der Vleuten – Vice-Voorzitter
Roel Van Eetvelt – Politiek Secretaris

Liberale studenten, verenigt u!

Een pleidooi voor het bestuurslidmaatschap van LVSV Hasselt

Het Liberaal Vlaams StudentenVerbond is dé studentenvereniging voor hogeschool- of universiteitsstudenten die geïnteresseerd zijn in politiek en het liberalisme. Met afdelingen in Antwerpen, Brussel, Gent, Leuven en Hasselt weegt het LVSV zwaar door op de beeldvorming van het liberale antwoord op de maatschappij van morgen.

Gesteund op een traditie die teruggaat tot 1930 slaagt LVSV er in, los van de academische verplichtingen, de politiek-filosofische, economische en ideologische interesses van menig student aan te wakkeren, met vaak mooie verdere beroepsloopbanen tot gevolg. De activiteiten zijn enorm divers, gaande van lezingen, discussieavonden en debatten door de meest vooraanstaanden in het vakgebied (toppolitici, professoren, ambassadeurs,…) tot nationale en internationale seminaries. Ook het studentikoze wordt uiteraard niet uit het oog verloren.

Onze Hasseltse afdeling is nu twee lentes jong en kan er prat op gaan naam gemaakt te hebben. Geanimeerde openingsdebatten, drukbezochte gespreksavonden, ontspannende cinemabezoeken, leerrijke vormingsavonden en een felbevochten studentendebat zorgden ervoor dat ook in Limburg het liberalisme op een consequente manier kon uitgedragen worden. Dit alles is natuurlijk niet mogelijk zonder een gemotiveerd bestuur.

Kan je jezelf terugvinden in fundamentele principes zoals respect voor het individu, democratie, vrijemarkteconomie, sociale rechtvaardigheid en gelijkheid van kansen en ben je daarnaast ook een teamspeler, gemotiveerd en ambitieus, dan is er zeker een plaatsje vrij in het bestuursteam van LVSV Hasselt! Interesse? Neem dan voor 6 mei ’11 contact op met de voorzitter door een mailtje te sturen naar gilbert.nijs[at]lvsvhasselt.be, of benader ons via Twitter (@lvsvhasselt) of Facebook (LVSV Hasselt).

Quota en Discriminatie

Dit opiniestuk werd geschreven door Niels Appermont en is tevens beschikbaar als PDF

Anno 2011 is discriminatie nog steeds een hot topic, ook op de werkvloer. Hiervan getuigt het voorstel dat door de bevoegde Kamercommissie in het Federaal parlement werd aangenomen. Over een aantal jaren zullen alle beursgenoteerde bedrijven voor minstens 30% vrouwen in hun raad van bestuur moeten hebben.
Continue reading